© Manivel – mei 2007
WET OVER BEMIDDELING 21 FEBRUARI 2005

in werking vanaf 30 september 2005
toegepast op ouderschapsbemiddeling

Verloop gerechtelijke ouderschapsbemiddeling

De ouders nemen of de rechter neemt initiatief tot bemiddeling
Een gerechtelijke procedure is gestart, en ‘de debatten zijn nog niet gesloten’. Ofwel vragen beide ouders samen een bemiddeling (in de akte van rechtsingang of tijdens een zitting of via een eenvoudig schriftelijk verzoek aan de griffier). Ofwel neemt de rechter het initiatief.

De rechter ‘beveelt’ een bemiddeling

  • De rechter verwijst beide ouders, met uitdrukkelijke toestemming van hen beiden, naar een bepaalde erkende bemiddelaar. Het ‘bevel’ is geen echt bevel. De rechter stelt voor bemiddeling te proberen. Een ouder mag de rechter meedelen dat hij/zij bemiddeling niet zinvol of nuttig of haalbaar vindt.
  • De rechter voorziet een bemiddelingsduur van aanvankelijk maximum 3 maanden. Hij bepaalt een nieuwe zitting na deze termijn.
  • Maximum 8 dagen na de zitting waarin de rechter een bemiddeling beveelt, bezorgt de griffier een gerechtsbrief aan de bemiddelaar, met het bemiddelingsbevel.
  • Maximum 8 dagen later schrijft de bemiddelaar een brief naar de rechter en naar beide ouders, waarin hij de plaats en de afspraak voor de eerste vergadering meedeelt.

De ouders kunnen een andere erkende bemiddelaar kiezen
Als beide ouders akkoord gaan beroep te doen op een andere erkende bemiddelaar dan diegene waarnaar de rechter hen verwees, dan bezorgen zij zo snel mogelijk de griffier de volgende verklaring:
‘De heer … en mevrouw … werden door rechter … verwezen naar de erkende bemiddelaar …. Zij zullen beroep doen op een andere erkende bemiddelaar … .’

Een ouder wil de bemiddeling stopzetten vóór de nieuwe zitting
Deze ouder bezorgt de griffier een eenvoudige verklaring dat hij/zij de rechter verzoekt de bemiddeling stop te zetten. Vijftien dagen later is er dan een nieuwe zitting. Deze ouder kan ook wachten om de stopzetting te vragen tot op de reeds voorziene nieuwe zitting.

De ouders verschijnen op een nieuwe zitting
Op de nieuwe zitting informeren de ouders de rechter over de bemiddeling.

  • Ouders vonden geen akkoord
    Als de ouders tijdens de aanvankelijke bemiddelingsduur (maximum 3 maanden) geen akkoord hebben gevonden, dan kunnen zij (ofwel de rechter) een nieuwe bemiddelingstermijn vragen ofwel de rechter vragen dat de gerechtelijke procedure wordt verder gezet.
  • Ouders vonden een akkoord
    Ofwel vraagt één ouder de bekrachtiging ofwel vragen beide ouders samen de bekrachtiging. De rechter bekrachtigt hun ouderschapsovereenkomst in een akkoordvonnis, waartegen geen beroep mogelijk is.

De bemiddelaar deelt de rechter mee of de partijen al dan niet tot een akkoord zijn gekomen
Bij afloop van de termijn die de rechter heeft vastgelegd en eventueel heeft verlengd, meldt de bemiddelaar schriftelijk in een gewone brief het akkoord of niet-akkoord.

De rechter bekrachtigt de ouderschapsovereenkomst
De ouders kunnen de regelingen waarvoor zij in de gerechtelijke procedure een beslissing van de rechter verwachtten, verruimen of beperken. Zij kunnen in de bemiddeling bijvoorbeeld niet enkel over verblijf maar ook over de kostenregeling onderhandelen, of omgekeerd. De rechter bekrachtigt hun volledige ouderschapsovereenkomst.

Kostenbemiddeling
De kosten van gerechtelijke bemiddeling zijn gerechtskosten. Wanneer de ouders een akkoord vonden, dan betalen de ouders elk de helft van de kosten van de bemiddeling. Wanneer de ouders geen akkoord vonden, dan moeten de gerechtskosten in principe (in de praktijk zelden) betaald worden door de ouder die door de rechter in het beslissingsvonnis ongelijk krijgt. De ouders kunnen bindend afspreken dat zij in elk geval elk de helft van de kosten betalen.

Tijdelijke erkenning van bemiddelaars
In afwachting van criteria om bemiddelaars definitief te erkennen, kunnen bemiddelaars tot en met september 2006 verzoeken om tijdelijk erkend te worden, gedurende maximum twee jaar. Bemiddelaars worden tijdelijk erkend op basis van de volgende criteria:
1° op grond van een in het heden of in het verleden uitgeoefende activiteit doen blijken van een bekwaamheid die door de aard van het geschil wordt vereist;
2° naargelang van het geval, doen blijken van de voor de bemiddelingspraktijk passende vorming of ervaring;
3° de met het oog op de uitoefening van de bemiddeling noodzakelijke waarborgen bieden inzake onafhankelijkheid en onpartijdigheid;
4° niet het voorwerp zijn geweest van een in het strafregister opgenomen veroordeling die onverenigbaar is met de uitoefening van de functie van erkend bemiddelaar;
5° geen tuchtsanctie of administratieve sanctie hebben opgelopen die onverenigbaar is met de uitoefening van de functie van erkend bemiddelaar noch het voorwerp zijn geweest van een intrekking van een erkenning. 

Vertrouwelijk karakter van de bemiddeling
Artikel 1728 van de bemiddelingswet:
De documenten die worden opgemaakt en de mededelingen die worden gedaan in de loop en ten behoeve ven een bemiddelingsprocedure zijn vertrouwelijk. Zij mogen niet worden aangevoerd in een gerechtelijke, administratieve of arbitrale procedure of in enige andere procedure voor het oplossen van conflicten en zijn niet toelaatbaar als bewijs, zelfs niet als buitengerechtelijke bekentenis. De geheimhoudingsplicht kan slechts worden opgeheven met instemming van de partijen om onder meer de rechter in staat te stellen de bemiddelingsakkoorden (de ouderschapsovereenkomst) te homologeren (bekrachtigen).
Bij schending van die geheimhoudingsplicht door een van de partijen doet de rechter of de arbiter uitspraak over de eventuele toekenning van schadevergoeding. Vertrouwelijke documenten die toch zijn meegedeeld of waarop een partij steunt in strijd met de geheimhoudingsplicht, worden ambtshalve buiten de debatten gehouden.
Onverminderd de verplichtingen die hem bij wet worden opgelegd, mag de bemiddelaar de feiten waarvan hij uit hoofde van zijn ambt kennis krijgt, niet openbaar maken. Hij mag door de partijen niet worden opgeroepen als getuige in een burgerrechtelijke of administratieve procedure met betrekking tot de feiten waarvan hij in de loop van zijn bemiddeling kennis heeft genomen. Artikel 458 van het Strafwetboek is van toepassing op de bemiddelaar. In het raam en ten behoeve van zijn opdracht kan de bemiddelaar, met instemming van de partijen, de derden horen die daarmee instemmen of wanneer de complexiteit van de zaak dat vereist, een beroep doen op een deskundige inzake het behandelde vakgebied. Zij zijn gehouden tot de geheimhoudingsplicht bedoeld in § 1 eerste lid. Paragraaf, derde lid, is van toepassing op de deskundige.’

Opschorting termijnen
Onder bepaalde voorwaarden worden bepaalde termijnen opgeschort. Uw advocaat kan u uitleggen of de volgende artikels van de bemiddelingswet belang hebben.
Artikel 1731: ‘De ondertekening van het bemiddelingsprotocol schorst de verjaringstermijn voor de duur van de bemiddeling. Behoudens uitdrukkelijk akkoord van de partijen, eindigt de schorsing van de verjaringstermijn één maand na kennisgeving door een van de partijen, of door de bemiddelaar aan de andere partij of partijen, van hun wil om een einde te maken aan de bemiddeling. Deze kennisgeving gebeurt bij aangetekende brief.’ Behoudens uitdrukkelijk akkoord van de partijen eindigt de schorsing van de verjaringstermijn één maand na d e kennisgeving door één partij (of door de bemiddelaar) aan de andere partij van haar/zijn wil om een einde te maken aan d e bemiddeling. Deze kennisgeving moet bij aangetekende brief gebeuren.
Artikel 1734: ‘Wanneer de partijen er gezamenlijk om verzoeken dat een bemiddeling wordt bevolen, worden de proceduretermijnen die hen werden verleend geschorst vanaf de dag dat zij dat verzoek doen. In voorkomend geval kunnen de partijen of één van hen om nieuwe termijnen verzoeken voor de instaatstelling van de zaak tijdens de in § 2of in artikel 1735, § 5, bedoelde zitting.’
© Manivel – mei 2007